Terug uit Bangui
Een paar weken geleden was ik uitgenodigd om te preken tijdens de zendings zondag van onze gemeente, St. Andrew’s in Oxford. Op basis van de lezing van het lied van de lijdende dienaar in Jesaja 49 en het Christus lied van Filipenzen 2, stelde ik toen onder andere de vraag naar de plaats van veiligheid en kwetsbaarheid in de zending. We konden toen niet weten dat deze vraag al zo snel een urgente realiteit zou worden.
Dankzij de ondersteuning van de stichting Evangelische Toerusting Afrika en Azie (EvTA) konden Benno en ik naar Bangui, de hoofdstad van de Centraal Afrikaanse Republiek, reizen, om een aantal weken les te geven op de Faculté de Théologie Evangelique de Bangui (FATEB)en de daaraan verbonden bijbelschool voor vrouwen. Omdat wij als gezin gedurende 8 jaar in deze gemeenschap gewoond en gewerkt hebben, ervaren wij deze doorgaande link als een groot voorrecht. Bij aankomst op de FATEB komen we altijd weer een beetje thuis. Het is goed om onze vrienden, broeders en zusters weer te zien, kontakten te vernieuwen en ook weer nieuwe kontakten op te bouwen. Het is een zegen om te zien hoe de school zich ontwikkelt en trouw is in het opleiden van leiders voor de kerken in Frans sprekend Afrika.
Welk verhaal?
Al sinds ons verblijf in de Centraal Afrikaanse Republiek, en tot nu toe, leeft de bevolking van dit land met politieke en militaire onrust. En zo tijdens ons laatste verblijf hebben wij opnieuw een staatsgreep meegemaakt. Zaterdag avond hoorden we dat de rebellen aangekomen waren in de buitenwijken van de stad. Op zondagmorgen 24 maart hebben de rebellen de stad ingenomen en de regering verjaagd.
Vanuit deze ervaring kunnen we nu opnieuw verhalen vertellen over geweld en verwoesting. We zouden kunnen vertellen van angst en pijn, vooral toen de gevechten dichterbij kwamen en we de kogels over de campus hoorden fluiten. We zouden kunnen vertellen van het plunderen na de gevechten, van de meute die de school naast onze campus plunderde, van de wapens die ze vonden en de bijna onmenselijke gekte in de lach van de plunderaars, van de nog ongebroken stemmen van de jongens die deel uitmaakten van deze meute. We zouden kunnen vertellen van de jongens met geweren, die de directeur van een christelijke organisatie tegen de muur zetten, op hem schoten, maar misten….. Jongens met wapens, die spelen met macht! We kunnen vertellen van…
Toen de rebellen dichter bij de stad kwamen sneden ze de elektriciteit naar de stad af, met als gevolg dat ook de watertoevoer afgesloten werd. Leven zonder water, in de vochtige hitte van het einde van het droge seizoen, is niet gemakkelijk. We zagen dan ook al redelijk snel vrouwen met emmers, op zoek naar water. Een van de waterpunten was de water toren op de FATEB campus. Een lange rij van vrouwen en meisjes, met emmers en bakken in alle mogelijke kleuren ontwikkelde zich bij de kraan. Ook al hoorden we nog steeds geweervuur, het was hier een vrolijke boel. In ons huis konden we het lachen, plagen en zingen horen.
Omdat wij nu gasten zijn op de campus, waren de docenten en studenten bezorgd voor ons welzijn. Een student bracht ons cake. Een ander bracht ons fruit. Weer anderen kwamen ons water brengen. Aan het einde van de dag hadden we zoveel water in ons huis, dat we niet anders konden dan het water wat de studenten brachten te weigeren en hen te vragen het te brengen bij de families met babies, die het water veel harder nodig hadden.
Dit zijn de verhalen die we willen vertellen. Temidden van pijn, verdriet, angst, geweld en onrecht in Afrika, ontmoetten we leven en vreugde. We ontmoetten broeders en zusters die, ook al is de dagelijkse realiteit keihard, leven met een diepte en volharding die we nergens anders hebben ervaren. En zij hebben ons geaccepteerd, ontvangen als gast met een diepe gulheid en gastvrijheid. Zij hebben ons deelgemaakt van hun gemeenschap, met een gedeelde kwetsbaarheid en een gedeelde hoop. We hebben samen gehuild, gebeden, gezongen en gelachen. Samen leven we, zoals zij dat dagelijks doen, bij de genade en gratie van God.
Een paar dagen na de eerste gevechten, zag ik de jongens voetbal spelen op het veld van de campus. Een van de jongens heeft een geamputeerd been en loopt normaal met een prothese. Maar, als hij snel moet zijn, doet hij zijn prothese af, pakt zijn oude kruk, en rent hij weg. Als hij de bal wil schoppen, doet hij dat met zijn kruk. En als hij scoort, schalt zijn lach over het veld.
Ik kan dit beeld niet vergeten. De jongen zal altijd moeten leven met zijn handicap. Maar hij leeft met zo’n doorzettingsvermogen en ook met zoveel creativiteit, dat hij niet bepaald wordt door zijn handicap, dat hij niet alleen slachtoffer is, maar dat hij op zijn eigen manier het doel bereikt dat hij zich gesteld heeft en dat hij kan doen wat hij echt graag doet – voetballen! Zijn oplossing, de kruk, is in onze ogen misschien niet de beste. Maar het is zijn oplossing, het brengt hem waar hij zijn wil.
Dit is het andere verhaal dat wij willen vertellen. Er zijn inderdaad veel problemen in Afrika, maar zonder deze te ontkennen; er is ook veel leven in Afrika. En dit leven is de basis van een doorzettingsvermogen en een creativiteit die resulteren in allerlei manieren van omgaan met de problemen, die wij als Westerlingen vaak maar moeilijk kunnen begrijpen. Daar waar het leven kwetsbaar is, waar angst realiteit is, daar klinken ook lied en lach over het veld.
Wij zijn bijzonder dankbaar voor het voorrecht deel te mogen zijn van zo’n gemeenschap, waar we samen leren te leven met pijn, verlies en zelfs met onrecht, op een totaal nieuwe manier.
En nu?
Wat betekent dit allemaal voor relaties in de wereldwijde zendings gemeenschap? Een van de moeilijkste momenten tijdens ons verblijf was het moment dat er sprake was van evacuatie voor ons door het Franse leger. Waarom zouden wij geevacueerd worden, terwijl onze Afrikaanse broeders en zusters niet die mogelijkheid hebben? Betekent het feit dat wij geboren zijn in een ‘veilig’ Westers land dat God ons alleen zal roepen om daar te gaan waar onze physieke veiligheid enigszins gegarandeerd kan worden?
Toen de eerste zendelingen de Centraal Afrikaanse regio introkken, ongeveer 100 jaar geleden, kwamen ze in een dicht regenwoud, waar malaria de grootste bedreiging was. Veel zendelingen stierven. De nog levende zendelingen vroegen hun zendings organisatie in Amerika geen toestemming om terug te mogen komen of te mogen verhuizen naar een veiliger gebied. Ze stuurden een brief met de vraag: “Zoveel van onze zendelingen sterven, stuur ons alstublieft meer mensen …”
Zending verandert. In de meeste plaatsen in de wereld is de taak van zending veranderd van ‘het brengen van het Evangelie’ in een participatie in zending van de wereldwijde christelijke gemeenschap. Maar betekent dat ook dat de urgentie van de zendings roeping verandert? Betekent dat een verandering in toewijding? Kunnen of moeten wij kiezen voor veiligheid, waar zoveel van onze broeders en zusters in deze wereld leven in onveiligheid en het slachtoffer zijn van onrecht?
Wat betekent het dat we belijden deel te zijn van dezelfde gemeenschap, de gemeenschap – het lichaam – van onze Heer? En wat betekent het dat onze Heer bereid was Zijn leven te geven voor ons en dat Hij ons ook uitzend met de opdracht: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft zend ik ook u”?
Antwoorden op deze vragen zijn niet gemakkelijk en waarschijnlijk ook niet eenduidig. Voor ons was het goed om juist in deze moeilijke tijd in Bangui te zijn, om deel te zijn van de gemeenschap in lijden en pijn, om daarin samen voor God’s aangezicht te leven en elkaar te bemoedigen.
Een van de opmerkingen die we regelmatig horen tijdens onze bezoeken aan de FATEB is dat de men de relatie met EvTA zo op prijs stelt, vanwege de lange duur van deze relatie, vanwege de trouw en toewijding over de jaren heen, en ook door moeilijke periodes heen. Vanwege onveiligheid en problemen in het land is het niet altijd mogelijk geweest de gestelde doelen te bereiken. Bezoeken en lessen die gepland waren, hebben niet altijd plaats kunnen hebben. Maar ondanks dat is de relatie in stand gebleven en heeft EvTA gezocht naar nieuwe mogelijkheden om de school te steunen en te helpen. Dat is belangrijk. Dat is trouw. Dat bemoedigt. Dat brengt ons samen als broeders en zusters, ondanks de geografische afstand, samen een in de Heer!
Berdine van den Toren-Lekkerkerker